Interview |
Consumentenbescherming is in volle ontwikkeling: een gloednieuw handboek met een grondige en actuele analyse is meer dan ooit een must voor de practicus
Bij Larcier-Intersentia verschijnt in oktober 2023 het ‘Handboek consumentenbescherming en marktpraktijken’.
Dit handboek geeft een grondige en actuele analyse van de consumentenbescherming bij marktpraktijken en consumentenovereenkomsten. De wetgeving met inbegrip van de recentste evoluties zoals de omzettingswetgeving van de Omnibusrichtlijn en Boek XIX Wetboek van economisch recht, alsook de meest relevante rechtspraak en rechtsleer worden in de analyse verwerkt.
De algemene bescherming bij handelspraktijken b2c en b2b (m.i.v. parasitaire concurrentie, misbruik van economische afhankelijkheid en bedrijfsgeheim), bij de bijzondere promotionele praktijken en bij vergelijkende reclame vormt een eerste deel. Vervolgens komt de bescherming van de consument als contractpartij uitvoerig aan bod: oneerlijke bedingen, consumentenkoop (goederen en digitale inhoud), verkoop op afstand en verkoop buiten de verkoopruimte, alsook de invordering van schulden.
Verder gaat aandacht naar de financiële consument (o.m. kredieten, betalingsdiensten), de consument als reiziger (pakketreis, vlucht) en de consument als slachtoffer (productaansprakelijkheid). Een analyse van private handhavingsregels rondt het boek af.
Larcier-Intersentia interviewde de auteurs, prof. dr. Reinhard Steennot en prof. dr. Gert Straetmans, naar aanleiding van deze publicatie en stond in het bijzonder stil bij enerzijds de zeer recente wet inzake ‘Schulden van de consument’ als anderzijds het belangrijke fenomeen van de toename van niet-toegestane betalingstransacties (bvb. phishing)
In het Handboek vindt de lezer veel meer dan enkel een beschrijving en analyse van de bestaande regels. Kunt u dit wat meer toelichten?
Het interuniversitaire centrum voor recht en consument bundelt de expertise die in de universiteiten Gent en Antwerpen aanwezig is op het vlak van de bescherming van de consument en de (on)eerlijke marktpraktijken. Enkele jaren terug ontstond bij de directeuren van het instituut de ambitie om een handboek te schrijven waarin de basisprincipes van het consumenten- en marktpraktijkenrecht worden geschetst in het licht van de doelstellingen die ze nastreven. Men vindt in dit handboek aldus inderdaad niet enkel een beschrijving en analyse van de bestaande regels. Tevens wordt gekaderd waarom de wetgever het noodzakelijk achtte om die regels te formuleren. Ook de mate waarin ze met het oog op de bescherming van de zwakkere partij of de bescherming van de eerlijke concurrentie afwijken van het gemeen recht komt aan bod.
We kunnen ook niet genoeg benadrukken dat de regels van consumentenbescherming in belangrijke mate geharmoniseerd zijn door de Europese wetgever en dat de meeste Belgische regels van consumentenbescherming omzetting vormen van Europese richtlijnen. In sommige gevallen ligt de bescherming van de consument zelfs vervat in een rechtstreeks toepasselijke Europese verordening. In onze publicatie gaat bijgevolg veel aandacht uit naar de Europese doorwerking van zowel wetgeving als van de rechtspraak van het Hof van Justitie op de Belgische regelgeving.
Bovendien wensen we ook aan te stippen dat uitvoerig aandacht wordt besteed aan de omzetting van de Omnibusrichtlijn in Belgisch recht met onder meer nieuwe regels inzake prijsaanduiding en bijzondere regels voor onlineplatformen. Het handboek geeft zo duiding bij nieuwe evoluties in de markt. Aandacht gaat bijvoorbeeld ook uit naar de mate waarin social influencers rekening moeten houden met regels uit Boek VI WER.
Kunnen jullie kort een omschrijving geven van wat in het handboek allemaal aan bod komt, want het aantal onderwerpen dat behandeld wordt is indrukwekkend en in een volgende editie zal dit zelfs nog toenemen...
Wat de inhoud van het handboek betreft , lag het uiteraard voor de hand om aandacht te besteden aan de regels die in Boek VI WER vervat liggen. Die vormen immers het gemeen consumenten- en marktpraktijkenrecht. Daarnaast was het meteen duidelijk voor ons dat we ook de wettelijke garantie (Burgerlijk Wetboek) en de aansprakelijkheid voor gebrekkige goederen (Wet productaansprakelijkheid) moesten behandelen, evenals de bescherming die de consument als betalingsdienstgebruiker en kredietnemer (Boek VII WER) geniet. Ook een bespreking van de bescherming van de consument als reiziger vonden we, in het bijzonder gelet op de vele rechtspraak van het Hof van Justitie met betrekking tot de Passagiersverordening, een noodzaak. In een volgende editie kunnen we de stap zetten om ook de bescherming van de consument als verzekeringsnemer nog te behandelen en meer te focussen op bijzondere bescherming die in energie- en telecomwetgeving en de Woningbouwwet ligt vervat. In een volgende editie zullen we ook meer aandacht kunnen besteden aan de consument in de circulaire economie, alsook aan de impact van de duurzaamheidsproblematiek op de consumentenbescherming. Die laatste initiatieven bevonden zich op het ogenblik van het schrijven van dit boek nog in de fase van preliminaire voorstellen.
Te vermelden is ook dat wat de handhaving betreft, de focus ligt op de privaatrechtelijke remedies (en de bepaling van de bij grensoverschrijdende geschillen bevoegde rechtbank en toepasselijke wetgeving). Aspecten van procedurele aard (vordering tot staken, collectieve vordering) worden weliswaar op beknopte wijze weergegeven, maar in deze editie niet in detail besproken. Hetzelfde geldt voor de publieke handhavingsmechanismen.
Een belangrijke nieuwigheid is de Wet van 4 mei 2023 houdende invoeging van boek XIX "Schulden van de consument" in het Wetboek van economisch recht, welke verscheen in het Staatsblad van 23 mei 2023.
De wet strekkende tot de invoering van Boek XIX in het Wetboek van economisch recht betreffende de invordering van schulden van de consument is reeds op beknopte wijze verwerkt in het boek. De inwerkingtreding is bepaald op 1 september 2023.
Nieuw is vooreerst dat de consument die niet tijdig betaald heeft, eerst een kosteloze betalingsherinnering moet ontvangen vooraleer door de onderneming een beroep gedaan kan worden op een schadebeding (contractueel bedongen nalatigheidsinterest en/of forfaitaire schadevergoeding). Meer concreet, indien de consument zijn schuld niet op de vervaldag heeft betaald en een schadebeding is bedongen, dan kan de consument die bedongen schadevergoeding maar verschuldigd zijn: 1) nadat de onderneming hem een ingebrekestelling die de vorm aanneemt van een eerste herinnering heeft verzonden; en 2) nadat een termijn van ten minste veertien kalenderdagen ingaande op de derde werkdag na verzending van die herinnering aan de consument is verstreken. Door te voorzien in een verplichte eerste herinnering en een wachttermijn voor het aanrekenen van contractuele schadevergoedingen wenst de Belgische wetgever te vermijden dat consumenten een schadevergoeding verschuldigd zijn omdat zij uit vergetelheid een factuur niet hebben betaald, langere tijd afwezig zijn, slechts enkele dagen met een liquiditeitsprobleem worden geconfronteerd of de factuur niet hebben ontvangen. We merken voor alle duidelijkheid wel op dat die nieuwe regel niet de betalingstermijn regelt en zich dus niet verzet tegen het vereisen van een contante betaling bij de verwerving van producten. Ondernemingen kunnen er steeds voor opteren om betaling te vragen voorafgaand aan of bij de levering/uitvoering, alsook om een betaling te vragen binnen een kortere termijn dan veertien dagen. Ook Boek VI WER verbiedt dat niet. Het is maar indien de consument op de afgesproken vervaldatum niet heeft betaald, i.e. wanneer er een betalingsachterstand is, en voor het verschuldigd zijn van de contractuele schadebedingen dat de termijn van veertien dagen speelt.
Een andere belangrijke innovatie is de beperking van de schadevergoeding die van de consument gevraagd kan worden. Zowel de nalatigheidsinteresten als de forfaitaire schadebedingen worden van absolute caps voorzien. Dat moet niet enkel leiden tot een betere bescherming van de consument, maar tevens tot meer rechtszekerheid. Wanneer een schuldinvorderaar tot invordering overgaat zal deze moeten controleren of de door de wetgever gestelde limieten werden gerespecteerd. Consumenten zullen ook de activiteit van minnelijke invordering tijdelijk kunnen opschorten door bijvoorbeeld de schuld te betwisten of door binnen een termijn van veertien dagen na de ingebrekestelling betalingsfaciliteiten te vragen of een aanvraag tot collectieve schuldenregeling te doen.
Opvallend is ook dat het aantal niet-toegestane betalingstransacties de laatste jaren fel is toegenomen, zodat de vraag naar de verdeling van de aansprakelijkheid of de risico’s zich steeds meer stelt. Wat is jullie visie?
Met de modernisering van het betalingsverkeer zijn inderdaad ook de fraudetechnieken geëvolueerd en zijn de financiële gevolgen van bepaalde vormen van fraude sterk toegenomen.
Fraude in het betaalverkeer beperkt zich niet meer tot transacties met gestolen of verloren betaalkaarten. Phishing, vishing en SMishing, waarbij betalingsgegevens, zoals one time passwords (OTP) worden ontfutseld (via e-mail, telefoon of sms), hetzij rechtsreeks, hetzij via een link naar een nagemaakte website (bv. van een betalingsdienstaanbieder), komen steeds vaker voor. Het doemscenario bestaat erin dat die betalingsgegevens worden gebruikt om een mobiele app te installeren op de smartphone van de fraudeur en vervolgens de betaalrekening en spaarrekening worden geplunderd. Belangrijk is te benadrukken dat het bewijs dat een betaalinstrument met de daarbij horende code (bv. kaart + code of app + code) werd gebruikt op zich niet bewijst dat de transactie is toegestaan (zie ook art. VII.42, § 2 WER). Ook indien de persoonlijke beveiligingsgegevens werden gebruikt, kan de betalingsdienstgebruiker nog aannemelijk maken dat hij zelf niet zijn toestemming heeft verleend voor de betrokken betalingstransactie.
De aansprakelijkheids- of risicoverdeling voor niet-toegestane betalingstransacties ligt vervat in artikel VII.44 WER. Daarbij staan centraal:
1) de onmogelijkheid om de betaler aansprakelijk te stellen voor transacties die hebben plaatsgevonden na kennisgeving van verlies, diefstal of onrechtmatig gebruik van een betaalinstrument;
2) de onmogelijkheid om de betaler aansprakelijk te stellen bij afwezigheid van sterke cliëntenauthenticatie, alsook in het geval waarin de betaler de fraude niet kon vaststellen vooraleer de niet-toegestane transacties plaatsvonden.; en
3) wat andere transacties voorafgaandelijk aan de kennisgeving betreft, de vraag of die mogelijk werden door de grove nalatigheid van de betaler In geval van grove nalatigheid is de betaler immers zonder enige beperking aansprakelijk voor de niet-toegestane betalingstransacties.
In geval van phishing kan men meestal als volgt te werk gaan:
STAP 1: zou een gemiddeld gebruiker van betalingsdiensten het onrechtmatig gebruik van het betaalinstrument kunnen vaststellen vooraleer het plaatsvond ?
- neen (bijvoorbeeld omdat de fraude bijzonder goed in elkaar zat): geen aansprakelijkheid voor het slachtoffer; de bank draagt integraal het risico.
- ja (bijvoorbeeld omdat de mail of SMS die men ontving argwaan had kunnen wekken): ga naar stap 2
STAP 2: kan de bank bewijzen dat het slachtoffer grof nalatig was ?
- neen (het slachtoffer blijkt onachtzaam te zijn geweest, doch niet grof nalatig): aansprakelijkheid van het slachtoffer is beperkt tot 50 euro, het resterende bedrag is voor risico van de bank.
- ja (bv. het slachtoffer heeft zijn geheime code meegedeeld aan een derde aan de telefoon): onbeperkte aansprakelijkheid voor het slachtoffer.
Over het boek
Handboek consumentenbescherming en marktpraktijken
Gert Straetmans, Reinhard Steennot
Oktober 2023
ISBN 9789400016613