Interview |
Gezinsbijslag in Vlaanderen: volgt u nog?
In het boek Synopsis van het Belgische sociaal recht – Socialezekerheidsrecht, waarvan Ria Janvier, gewoon hoogleraar Universiteit Antwerpen, en Inger De Wilde, docent sociaal recht aan de UGent, de editors zijn, wordt een duidelijk overzicht gegeven van wat nu het ‘groeipakket’ wordt genoemd.
2014: een sleuteljaar wat de gezinsbijslagregeling betreft
2014 is op wetgevend vlak een sleuteljaar geweest voor de (Belgische) gezinsbijslagregeling. Tot dan werd de gezinsbijslagregeling voor de zelfstandigen gekenmerkt door lagere bijdragen en dito vergoedingen. De wet van 4 april 2014 heeft dat onderscheid met de werknemers ongedaan gemaakt en heeft een uniforme gezinsbijslagregeling ingevoerd, los van de beroepsactiviteit van de rechthebbende, en dus ook voor het overheidspersoneel.
In datzelfde jaar 2014 werd de sector van de gezinsbijslagen gedefederaliseerd en bovendien werd op 6 januari 2014 het recht op kinderbijslag opgenomen in de opsomming van de sociale grondrechten in de Grondwet, met inbegrip van het erin vervatte standstillbeginsel.
Wat is er nu juist veranderd in Vlaanderen?
Na de defederalisering heeft aan Vlaamse kant het zogenaamde Groeipakket het licht gezien. Het startbedrag is in de plaats gekomen van het kraamgeld of de adoptiepremie. De eigenlijke kinderbijslag wordt het basisbedrag genoemd, aan te vullen met allerlei toeslagen zoals de universele participatietoeslag en diverse
selectieve en algemene zorgtoeslagen.
Het Groeipakket heeft een aantal aloude basisprincipes op het vlak van de gezinsbijslagen grondig gewijzigd. De belangrijkste verschillen zijn:
– het Groeipakket ontkoppelt het recht op gezinsbijslagen en de professionele situatie van de vroegere rechthebbenden;
– het recht van het kind vormt het uitgangspunt en elk kind is gelijk. Daarom verdwijnt de vroegere rangregeling met hogere bedragen vanaf het tweede kind in het gezin en de leeftijdsbijslagen;
– omwille van de gelijkheid van alle kinderen wordt een gelijk basisbedrag toegekend voor kinderen die vanaf 1 januari 2019 geboren worden;
– het systeem van de gewaarborgde gezinsbijslag, dat in het leven geroepen was voor die kinderen waarvoor er met toepassing van de toenmalige uiteenlopende stelsels inzake gezinsbijslagen geen recht op gezinsbijslag kon worden geopend, vervalt;
– de begunstigde heeft de vrije keuze van uitbetalingsactor;
– er wordt een georganiseerd administratief beroep ingesteld bij een Geschillencommissie opgericht bij het Vlaams Agentschap Opgroeien regie.
Het Groeipakket is binnen het geheel van de sociale zekerheid de enige (gezinsbijslag)reglementering die de uit te keren bedragen loskoppelt van de evolutie van de gezondheidsindex. De bedragen uit het Groeipakket worden jaarlijks op een vast moment tegen een vast percentage verhoogd. De inkomensgrenzen die bepalend zijn voor het recht op een sociale toeslag, worden vanaf 1 september 2023 wel weer jaarlijks geïndexeerd op 1 september.
Wat de actoren betreft: voor de kinderen geboren vanaf 1 januari 2019, zijn de volgende actoren van belang: het rechtgevende kind, de begunstigde(n) en de uitbetalingsinstellingen. In de publicatie wordt dit uitvoerig uiteengezet, maar de krachtlijnen zijn de volgende:
– het rechtgevende kind is het kind waarvoor het recht op kinderbijslag wordt geopend, en dat kind behoort aan een aantal voorwaarden te beantwoorden;
– de begunstigde is de persoon aan wie de gezinsbijslagen worden uitgekeerd, in beginsel beide ouders. Onder ouder wordt verstaan: de juridische vader, de juridische moeder of meemoeder van wie de afstamming met het rechtgevende kind is vastgesteld overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek, naast de adoptant na de adoptie van het kind;
– de uitbetaling van de uitkeringen en toelagen met toepassing van het Groeipakket gebeurt door het publiekrechtelijk vormgegeven verzelfstandigd agentschap FONS of door een van de vier daartoe vergunde private uitbetalingsinstellingen. De selectieve participatietoeslag student wordt daarentegen nog steeds door het Vlaams Ministerie voor Onderwijs betaald aan de student.
Wat zijn nu de diverse financiële tegemoetkomingen in het raam van het Groeipakket?
Zoals eerder aangegeven, worden deze bedragen niet automatisch aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex, maar worden ze jaarlijks slechts beperkt verhoogd binnen de budgettaire middelen en mogelijkheden waarover de Vlaamse Regering beschikt en (politiek) beslist.
1. Startbedrag
Het startbedrag geboorte – het vroegere kraamgeld – is een eenmalige uitkering van 1.214,49 EUR die bijdraagt in de uitgaven bij de geboorte van een kind. Voor meerlingen wordt voor elk kind hetzelfde startbedrag geboorte toegekend. Het startbedrag is eveneens verschuldigd in geval van doodgeboorte
na minimum zes maanden zwangerschap. Het startbedrag adoptie – de voormalige adoptiepremie – is identiek aan het startbedrag geboorte en is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten voor het onthaal van het adoptiekind in het gezin.
2. Basisbedrag
De kinderbijslag is een periodieke, te weten een maandelijkse, uitkering die tegemoetkomt in de kosten van het onderhoud en de opvoeding van een kind. Die uitkering heet nu het basisbedrag. In Vlaanderen geeft elk kind recht op hetzelfde basisbedrag van 176,66 EUR.
3. (Participatie)toeslagen in het raam van een geïntegreerd gezinsbeleid
Vooreerst is er de kinderopvangtoeslag: een toeslag tot voordeel van de begunstigden alvorens het rechtgevende kind naar de kleuterschool kan. Vereist is dat het kind naar een kinderopvangplaats gaat die vergund is door de Vlaamse Gemeenschap. Bijkomende voorwaarde is dat de organisator van die kinderopvang niet werkt met een inkomensgerelateerd tarief. De toeslag is een maatregel in het raam van het gezinsbeleid, met als bedoeling de deelname van baby’s en peuters aan kinderopvang te stimuleren. De kinderopvangtoeslag bedraagt 3,50 EUR per opvangdag.
Vervolgens is er de kleutertoeslag: drie- en vierjarige kleuters die ingeschreven zijn bij en voldoende aanwezig zijn in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde onderwijsinstelling voor kleuteronderwijs, hebben recht op een kleutertoeslag van 143,53 EUR per jaar. Het doel is om de ouders of opvoeders van wie het kind vandaag (nog) niet naar een kleuterschool gaat, ertoe aan te zetten om hun kind in het kleuteronderwijs in te schrijven.
Ten derde is er de universele participatietoeslag: een jaarlijkse schoolbonus waarvan het bedrag afhankelijk is van de leeftijd van het rechtgevende kind. Deze toeslag varieert van 22,08 EUR tot 66,24 EUR. De universele participatietoeslag vervangt tot op zekere hoogte de vroegere jaarlijkse schoolpremie.
4. Selectieve toeslagen
Vooreerst is er de selectieve participatietoeslag leerling: de voormalige schooltoelage werd in het Groeipakket vervangen door de selectieve participatietoeslag leerling. Sinds het schooljaar 2019-2020 maakt die selectieve participatietoeslag leerling of schooltoeslag voor het kleuter-, lager en secundair onderwijs deel uit van het Groeipakket. Anders dan bij de universele participatietoeslag, de kleuter- en de kinderopvangtoeslag gaat het om een selectieve participatietoeslag waarvan het bedrag afhankelijk is van de inkomenssituatie van het gezin waarvan de leerling deel uitmaakt.
Daarnaast is er ook de selectieve participatietoeslag student: deze wil extra bijdragen aan de democratisering van het hoger onderwijs en komt toe aan de student in het hoger onderwijs. Die toeslag bedraagt jaarlijks 54,56 EUR bovenop de studietoelage. De studietoelage voor studenten in het hoger onderwijs is niet geïntegreerd in het Groeipakket, maar wordt nog steeds toegekend en uitbetaald door het Vlaams Ministerie van Onderwijs.
5. Algemene zorgtoeslagen
Hier gaat het om enerzijds een wezentoeslag, die ertoe strekt de moeilijkheden van materiële aard die voortvloeien uit het verlies van een ouder, te compenseren, en anderzijds een pleegzorgtoeslag als het kind door bemiddeling of voor rekening van een openbare overheid geplaatst is in een pleeggezin.
6. Bijzondere toeslagen voor een kind met specifieke ondersteuningsbehoeften
Er is een specifieke zorgtoeslag voorzien voor een kind met specifieke ondersteuningsbehoeften ingevolge een aandoening met implicaties voor zichzelf qua lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid, op het vlak van activiteit en participatie, of voor zijn familiale omgeving. De zorgtoeslag is bedoeld als tegemoetkoming in de hogere opvoedingskosten van een kind met een specifieke ondersteuningsnood. De maandelijkse zorgtoeslag komt bij het basisbedrag en varieert van 89,16 EUR tot 594,38 EUR naargelang van de specifieke ondersteuningsbehoeften in het licht van de ernst van de handicap of beperking en de impact ervan.
Er is ook een ondersteuningstoeslag: een extra tegemoetkoming voor kinderen met een zorgbehoefte van minstens 12 punten op de medisch-sociale schaal. Deze toeslag dient aanvullend om niet-medische zorg en ondersteuning te organiseren naar wens van het gezin, met het oog op het verbeteren van de deelname van het kind aan de samenleving. Die ondersteuningstoeslag bedraagt maandelijks 331,22 EUR.
7. Sociale toeslag
Mits de inkomsten van het gezin bepaalde grenzen niet te boven gaan, wordt een maandelijkse sociale toeslag toegevoegd aan het basisbedrag. Hoeveel die sociale toeslag concreet bedraagt, gaande van 70,50 EUR tot 103,62 EUR per kind, is afhankelijk van de hoogte van het gezinsinkomen en het aantal rechtgevende
kinderen.
Uiteraard is het ten slotte belangrijk te vermelden dat er een (overgangs)regeling is voorzien voor de kinderen geboren voor 1 januari 2019 die op 31 december 2018 conform de vroegere federale wetgeving gerechtigd waren op kinderbijslag.
Over het boek
Synopsis van het Belgische sociaal recht – Socialezekerheidsrecht
Ria Janvier en Inger De Wilde (eds.)
Oktober 2023
ISBN 9789400015920