Interview

Migratie en gelijke onderwijskansen: wat brengt de toekomst?

Bij Larcier-Intersentia is in januari 2024 het boek Migratie en gelijke onderwijskansen: een mensenrechtelijke analyse van dr. Jonas Vernimmen verschenen.

België is een immigratieland geworden. Bijna dertig procent van de Vlaamse jongeren heeft een buitenlandse achtergrond; 10 procent heeft niet de Belgische nationaliteit. Nochtans zijn de Vlaamse onderwijsstructuren slechts beperkt aan die veranderingen aangepast. In deze publicatie worden verschillende van die aanpassingen, maar ook het gebrek aan aanpassingen, kritisch tegen het licht gehouden.

Het boek bespreekt onder meer de afwezigheid van scholen die georganiseerd worden vanuit gemeenschappen met een migratieachtergrond. Dat doet het aan de hand van de grondwettelijke vrijheid van onderwijs, en de ervaringen van alle onderwijsverstrekkers met een migratieachtergrond die in Vlaanderen erkenning van hun onderwijsproject zochten. Daarnaast evalueert het boek hoe taalbeleid op Vlaamse scholen de voorbije decennia is geëvolueerd. Er werd en wordt in Vlaanderen erg sterk ingezet op onderwijs van het Nederlands. Nochtans is een benadering die enkel het Nederlands centraal stelt, zo beargumenteert het boek, niet vanzelfsprekend in het licht van het recht op onderwijs.

Larcier-Intersentia interviewde auteur Jonas Vernimmen naar aanleiding van deze publicatie.

In uw boek wijst u erop dat er grote ongelijkheden bestaan in de onderwijspositie van individuen met een migratieachtergrond, indien we die vergelijken met individuen van Belgische afkomst. Kunt u dat even toelichten?

Inderdaad, ik ben – net zoals vele anderen – tot de conclusie gekomen dat er grote ongelijkheden zijn: zowel met betrekking tot de positie van onderwijsverstrekkers als met betrekking tot de positie van onderwijsontvangers. 
Wat die eerste betreft, valt het op hoe weinig erkende scholen er momenteel in Vlaanderen zijn die ontstaan zijn vanuit migratiegemeenschappen. In tegenstelling tot schaduwonderwijs (avond- en weekendonderwijs, aanvullend onderwijs) wordt het dagonderwijs in Vlaanderen gedomineerd door katholieke en officiële verstrekkers. Daarnaast zijn nog enkele kleinere vrije onderwijsverstrekkers actief, zoals de steinerscholen, protestantse en joodse scholen. 
Dagscholen die ontstaan zijn uit gemeenschappen met een migratieachtergrond daarentegen, zijn op twee handen te tellen. Het meest succesvolle initiatief lijken de Lucerna-scholen, een netwerk van niet-confessionele scholen ontsproten aan Turks-Belgische gemeenschappen. Daarnaast is er de IQRA-school in Antwerpen, ontstaan uit de Federatie voor Marokkaanse Verenigingen, en was er een tijdje de ZALM-school in Mechelen. Notoir afwezig zijn scholen die expliciet op een islamitische leest geschoeid zijn. Tot nu toe zijn er zo geen in Vlaanderen, wat opvalt, gelet op de totstandkoming van islamitische scholen in Brussel, Franstalig België en verschillende van onze buurlanden.
Nochtans is de wens er wel om ze op te richten. De initiatieven voor dagscholen die er zijn, botsten steeds op veel tegenwind; dat is bij uitstek zo voor islamitische scholen. De initiatieven wordt verweten de onderwijskansen van kinderen tegen te gaan, onder meer door hun integratie te bemoeilijken. Die kritiek ligt in lijn met de reflex die we ook in andere staten zien, waar ook verzet ontstaat tegen initiatieven vanuit minderheidsgemeenschappen, omdat de perceptie bestaat dat die segregatie in de hand werken.

In ‘De Standaard’ van 7 februari 2024 werd erop gewezen dat het aantal jongeren met migratieachtergrond in twintig jaar tijd is verdubbeld: in twee decennia tijd is het aantal inwoners met een migratieachtergrond in België gestegen van ruim twee naar ruim vier miljoen. Wat is uw visie op de realiteit dat, niettegenstaande deze evolutie, staten hun eigen nationale of officiële taal een centrale plek (blijven) geven op hun grondgebied?

We zien inderdaad dat staten wereldwijd, maar ook Europese staten, vasthouden aan officiële talen – talen die inwoners gemeenschappelijk hebben en die gebruikt kunnen worden voor interactie met de overheid. Staten hebben allerlei tools om hun inwoners die taal bij te brengen en te eisen dat de taal ook gebruikt wordt. En onderwijs is het middel bij uitstek om die kennis van de officiële taal bij te brengen.
Met de doelstelling alle inwoners de officiële taal aan te leren is an sich niets mis. Vanuit mensenrechtelijk oogpunt is het legitiem, zelfs vereist, om kinderen de officiële taal bij te brengen. Dat stelt hen immers in staat om door te stromen in het (hoger) onderwijs, en om actief deel te nemen aan de samenleving. Gelijke kansen hangen af van de kennis van de officiële talen.
De cruciale vraag is eerder hoe ver de staat daarin gaat. Binnen gemeenschappen met migratieachtergrond bestaat immers de wens om kinderen – naast de officiële taal – ook de taal van de gemeenschap bij te brengen. Die wens is mensenrechtelijk beschermd. En belangrijker voor mijn verhaal: we weten dat onderwijs waarin de eerste taal van kinderen een plaats krijgt, ervoor zorgt dat kinderen sneller andere talen oppikken (in dit geval Nederlands) en minder onderwijsachterstand opbouwen. Het recht op onderwijs verzet zich daarom tegen een overheid die elke andere taal dan de officiële uit het onderwijs bant.

Bent u van mening dat er op korte of middellange termijn een evolutie zal zijn die de rechtspositie van migranten in het onderwijs zal versterken?

Het ziet er niet meteen naar uit dat er op internationaal of Europees niveau rechtsnormen in de pipeline zitten die de rechtspositie van migranten en (individuen uit) migratieminderheden in het onderwijs zullen versterken. Dat het Internationaal Verdrag ter bescherming van alle arbeidsmigranten bijvoorbeeld op een ‘njet’ botst van het globale noorden, lijkt dat vermoeden te bevestigen. Ik kijk dus eerder naar het nationale niveau voor oplossingen of, nog waarschijnlijker: naar de lokale context. Je ziet bijvoorbeeld dat er in grote steden, zoals Brussel, veel interessants gebeurt rond taalgebruik op school.

Wat zou u zelf, binnen onze Vlaamse context, suggereren aan de Vlaamse decreetgever?

Als jurist probeer ik bij mijn leest te blijven. Daarom vertrek ik voor mijn suggesties vanuit de Belgische Grondwet. De Belgische Grondwet stelt erg veel hoop in de vrijheid van onderwijs – de mogelijkheid voor individuen om zelf onderwijs te verstrekken, zelf nieuwe onderwijsprojecten te realiseren. De Grondwet gaat ervan uit dat die vrijheid ervoor zal zorgen dat er onderwijsprojecten ontstaan die tegemoetkomen aan de noden van kinderen.

De verschillende casestudies die ik in mijn werk besproken heb, tonen dat ook aan: er is een duidelijke wil bij verstrekkers uit migratiegemeenschappen om aangepaste projecten te starten. Ze willen in de eerste plaats onderwijsgelijkheid tegengaan, door innovatief onderwijs te bieden dat (ook) is aangepast aan de noden van kinderen met een migratieachtergrond. In tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, is hun incentive dus zeker niet alleen van culturele aard. En belangrijk: ze slagen er vaak ook in om de ongelijkheid te verkleinen.

Een decreetgever die gelooft dat één van beide doelstellingen moet worden nagestreefd – zij het cultureel, zij het onderwijsrechtelijk – moet nadenken over hoe nieuwe initiatiefnemers ondersteund en begeleid kunnen worden. Een centraal Vlaams aanspreekpunt waar initiatiefnemers informatie kunnen verkrijgen, lijkt een eenvoudige eerste stap. Die dienst kan ook kennis opbouwen en begeleiding bieden bij het nemen van de verschillende hordes richting erkenning en subsidiëring. Dat aanspreekpunt kan daarnaast ook de contacten verzorgen met lokale besturen en kan erop toezien dat die hun medewerking verlenen aan initiatiefnemers. Zoals uit de casestudies in mijn onderzoek bleek, kan het lokale bestuur immers een cruciale rol spelen bij het realiseren van projecten, onder meer door mee infrastructuur te zoeken en constructief mee te werken richting het vergunnen van de school. Tegelijkertijd kan er zo controle worden uitgeoefend op lokale besturen, die niet steeds een loyale partner lijken te zijn.

Tot slot zouden scholen meer vrijheid kunnen krijgen om hun taalbeleid vorm te geven. Momenteel werken scholen en leerkrachten binnen een erg rigide taalkader, dat hen verplicht om Nederlands en alleen Nederlands te gebruiken. Nochtans zijn er honderd-en-een onderwijsmodellen te bedenken waarin andere eerste talen kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van het leerproces. Onderzoek suggereert dat kinderen toelaten om hun eerste taal te gebruiken, en verder te ontwikkelen, ervoor zorgt dat ze sneller Nederlands leren en minder leerachterstand opbouwen. Mijn advies is daarom om leerkrachten, die best kunnen inschatten wat kinderen nodig hebben en welke onderwijsmethoden werken, de vrijheid te geven om, complementair met het Nederlands, met andere talen aan de slag te gaan. Op die manier kunnen ze Nederlands bijbrengen, de eerste taal verder laten ontwikkelen en tegelijkertijd leerachterstand voorkomen. Dat is, zo beargumenteer ik in mijn werk, ook wat de grondwettelijke vrijheid van onderwijs voorschrijft.

Over het boek

Migratie en gelijke onderwijskansen: een mensenrechtelijke analyse

Jonas Vernimmen

Januari 2024
ISBN 9789400017009


Onze klanten raadpleegden ook:

Publiek | Januari 2024

Regelmatigheid van offertes bij overheidsopdrachten: een meer dan belangrijk thema | Peter Teerlinck

Larcier-Intersentia interviewde mr. Peter Teerlinck betreffende het belangrijke thema van het regelmatigheidsonderzoek, dat nu nieuw is ten opzichte van de vorige editie. In het recent verschenen boek werd het thema van het regelmatigheidsonderzoek toegevoegd, op basis van de grondig gewijzigde regels van het KB van 18 april 2017 en de daarop gebaseerde vernieuwde rechtspraak van de Raad van State. Per thema wordt na de bespreking van de toepasselijke regels de rechtspraak exhaustief toegelicht. Meer dan 1000 vonnissen en arresten passeren de revue. Lees meer.

Publiek | December 2023

De Euthanasiewet 20 jaar: interview met prof. dr. Thierry Vansweevelt | Thierry Vansweevelt

In december 2023 verscheen het boek 'De Euthanasiewet 20 jaar. Een evaluatie'. Larcier-Intersentia interviewde prof. dr. Thierry Vansweevelt naar aanleiding van deze publicatie. Het boek is dan ook een tijdsdocument dat zowel achteruit als vooruit kijkt en zich afvraagt waar de Euthanasiewet moet worden gewijzigd. Prof. dr. Thierry Vansweevelt vertelt ons tijdens dit interview o.a. hoe het boek is kunnen ontstaan, welke doelstellingen van de Euthanasiewet bereikt zijn en over een aantal leemten in die Euthanasiewet, na twintig jaar. Lees meer.

Volg ons:     

              

Ons gratis tijdschrift:

· Emile & Ferdinand

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrieven!