Interview |
Nietigheid van besluiten van rechtspersonen
Bij Larcier-Intersentia verschijnt in februari 2025 het Handboek nietigheid van besluiten van rechtspersonen van drs. Florian Pollefeyt en prof. dr. Bernard Tilleman.
Dit handboek biedt een systematisch en omvattend overzicht van het leerstuk van de nietigheid van besluiten van rechtspersonen zoals dat sinds de inwerkingtreding van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) van toepassing is.
Het werk combineert een diepgaande theoretische analyse met een praktijkgerichte benadering, ondersteund door de verwerking van meer dan 400 ongepubliceerde vonnissen en arresten uit zowel Nederlandstalige als Franstalige rechtspraak in de periode 2014-2024.
Larcier-Intersentia interviewde de auteurs naar aanleiding van deze publicatie.
Toch wel bijzonder: oorspronkelijk bevatte het Belgische vennootschapsrecht geen bijzondere (wettelijke) regeling voor de nietigheid van besluiten van organen van vennootschappen. Pas in 1993 kwam er een wettelijke regelgeving …
Inderdaad, oorspronkelijk was er geen wettelijke regeling: de rechtspraak en rechtsleer werkten zelf een nietigheidsleer uit voor de besluiten van organen van vennootschappen. Daarbij nam men aan dat besluiten als rechtshandeling vernietigbaar kunnen zijn op basis van de algemene nietigheidsgronden van rechtshandelingen, met inbegrip van het gemeenrechtelijke leerstuk van de wilsgebreken.
Dit betekent ook dat besluiten nietig kunnen zijn wegens een schending van een regel (bv. in het vennootschapsrecht) van dwingend recht of van openbare orde of wegens een schending van de statuten. Ook toen nam de meerderheidsstrekking evenwel al aan dat de schending van een vormvereiste enkel aanleiding kan geven tot de nietigheid van een besluit als de vastgestelde vormelijke onregelmatigheden de beraadslaging of de stemming hebben kunnen beïnvloeden.
Het leerstuk van de nietigheid van besluiten van de algemene vergadering werd in het Belgische vennootschapsrecht ingeschreven met de wet van 29 juni 1993. Dit gebeurde naar aanleiding van de omzetting van de Derde en Zesde Richtlijn met betrekking tot fusies en splitsingen van naamloze vennootschappen. De Belgische wetgever maakte dan ook van deze gelegenheid gebruik om de principes die de rechtspraak en rechtsleer ter zake hadden ontwikkeld, in de wet vast te leggen, niet enkel voor besluiten in verband met een fusie of splitsing, maar algemeen voor alle besluiten van de algemene vergadering.
Maar artikel 190bis Venn.W. was beperkt tot besluiten van de algemene vergadering van vennootschappen; het had dus geen betrekking op besluiten van het bestuursorgaan noch op besluiten van organen van andere rechtspersonen. Hoewel er geen wettelijke regeling over de nietigheid van besluiten van het bestuursorgaan was, namen de rechtspraak en rechtsleer aan dat ook dergelijke besluiten nietig kunnen worden verklaard.
Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (2019) regelt nu wel de nietigheid van besluiten van organen van rechtspersonen, dus ook van het bestuursorgaan. Wat zijn daar de belangrijke vernieuwingen geweest?
De eerste belangrijke vernieuwing is de uitbreiding van het toepassingsgebied van de nietigheidsleer tot alle besluiten van alle organen (en de algemene vergadering van obligatiehouders) van alle rechtspersonen geregeld in het WVV.
Maar het WVV brengt verder ook verschillende verduidelijkingen aan wat betreft de nietigheidsgronden en verduidelijkt verder (enigszins) wie de vordering tot nietigverklaring kan instellen.
Het WVV voorziet voortaan verder in een afzonderlijke bepaling voor de opschorting van de uitvoering van een besluit, er is een verduidelijking van het gevolg van (een gebrek aan) bekendmaking en het WVV bepaalt verder dat de nietigheid van een besluit niet kan worden tegengeworpen aan derden die op grond van het besluit rechten jegens de rechtspersoon hebben verkregen zonder dat zij het gebrek waarmee het besluit is behept, kenden of behoorden te kennen. Vóór de invoering van het WVV was deze bescherming van derden te goeder trouw niet geformuleerd als een automatisme, maar werd ze afhankelijk gesteld van een rechterlijke verklaring in die zin.
Vervolgens: het WVV bevat voortaan bovendien een bijzondere regeling voor de nietigheid van stemmen en een regeling over de plaatsvervangende uitspraak in geval van misbruik van minderheid.
Maar is deze regeling niet relatief? Kunnen statuten of aandeelhoudersovereenkomsten die wettelijke nietigheidsgronden niet beperken?
Neen, de statuten of aandeelhoudersovereenkomsten kunnen de nietigheidsgronden niet beperken, maar een statutaire of conventionele uitbreiding van de nietigheidsgronden is daarentegen wel aanvaardbaar. Uit het dwingend karakter vloeit verder ook voort dat het recht om de nietigheid van een besluit te vorderen niet kan worden uitgesloten of voorbehouden aan één bepaalde categorie van aandeelhouders of leden.
Het vorderingsrecht kan ook niet afhankelijk worden gemaakt van een verplicht voorafgaandelijk bindend advies van de algemene vergadering.
Maar het dwingend karakter van de nietigheidsregeling verhindert niet dat een geschil over de nietigheid van een besluit van een orgaan van een rechtspersoon het voorwerp van arbitrage kan uitmaken.
Welke onderdelen worden specifiek in deze toch wel lijvige publicatie behandeld?
Onze publicatie combineert een diepgaande theoretische analyse met een praktijkgerichte benadering, want in onze tekst zijn meer dan 400 ongepubliceerde vonnissen en arresten verwerkt uit zowel Nederlandstalige als Franstalige rechtspraak in de periode 2014-2024.
Na het schetsen van het algemeen kader in Titel I, met in het bijzonder aandacht voor het toepassingsgebied van de vernieuwde regeling, is Titel 2 gewijd aan de verschillende nietigheidsgronden. Komen aan bod: nietigheid op grond van een vormelijke onregelmatigheid, op grond van een inhoudelijke onregelmatigheid, wegens uitoefening van opgeschorte stemrechten en wegens enige andere in het WVV vermelde reden. Door de grondige studie van mogelijke vormelijke onregelmatigheden bij de besluitvorming vormt dit handboek tevens een gedetailleerd overzicht van de besluitvormingsprocedures binnen zowel de algemene vergadering als het bestuursorgaan. Bij de analyse van de inhoudelijke onregelmatigheden komen een aantal fundamentele vraagstukken aan bod, zoals de vraag naar het doelgebonden karakter van het stemrecht en de discussie rond het vennootschapsbelang. Vervolgens worden de bijzondere nietigheidsgrond in het kader van de belangenconflictregeling, de bijzondere regeling voor nietigheid van fusies en splitsingen en de nietigheid van stemmen en het systeem van de plaatsvervangende uitspraak behandeld.
Titel 3 bevat 3 hoofdstukken waarin de gronden voor het tenietgaan van de afdwingingsbevoegdheid van de nietigheid op een systematische manier worden geanalyseerd: de uitdrukkelijke of stilzwijgende bevestiging, de regularisatie en de vervaltermijn van zes maanden.
Titel 4 gaat over de gevolgen van een (weigering tot) nietigverklaring en is ook onderverdeeld in 3 hoofdstukken: de gevolgen van de nietigverklaring van een besluit, de gevolgen van de afwijzing van de vordering tot nietigverklaring en de gevolgen van de nietigverklaring van een stem. Hierbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan alle vormen van correcties op het uitgangspunt van de absolute en terugwerkende kracht van de nietigverklaring.
De procedurele aspecten komen aan bod in Titel 5: de noodzakelijke interventie van de rechter, wie een vordering tot nietigverklaring kan instellen, tegen wie er een vordering tot nietigverklaring wordt ingesteld en de bekendmaking van de rechterlijke beslissing tot nietigverklaring. Daarbij wordt vooral de vraag wie vorderingsgerechtigd is, uitgebreid behandeld, gelet op de bestaande discussies en onduidelijkheidheden daaromtrent.
De laatste titel ten slotte, Titel 6, behandelt de opschorting van een besluit in kort geding: de voorwaarden voor de opschorting, de termijn voor de vordering tot opschorting, de gevolgen van de opschorting, door wie en tegen wie de vordering tot opschorting wordt ingesteld, de bevoegdheid voor de vordering tot opschorting, de procedure op eenzijdig verzoekschrift en de opschorting op grond van artikel 19, derde lid Ger.W. Uit de systematische rechtspraakanalyse blijkt dat heel wat van de geschillen over de (on)geldigheid van besluiten op deze manier worden behandeld, zodat de opschorting ook in ons boek uitgebreid wordt behandeld.
Over het boek
Handboek nietigheid van besluiten van rechtspersonen (gebonden)
Florian Pollefeyt en Bernard Tilleman
Januari 2025
ISBN 9789400017306