Interview

De rechtsvormende rol van het Belgische Hof van Cassatie in een Europese gelaagde rechtsorde: een thematische rechtspraakanalyse in het domein van het procesrecht

Bij Larcier-Intersentia verschijnt binnenkort het boek De rechtsvormende rol van het Belgische Hof van Cassatie in een Europese gelaagde rechtsorde. Een thematische rechtspraakanalyse in het domein van het procesrecht van dr. Aurélie Hendrickx. 

Als hoogste nationaal rechtscollege vervult het Belgische Hof van Cassatie een belangrijke rechtsvormende rol: het waarborgen van de rechtseenheid, en daarmee samenhangend het waken over de rechtszekerheid evenals het sturen van de rechtsontwikkeling.
Deze zogenaamde ‘triade’ betekent dat het Hof de uniforme interpretatie en toepassing van het recht waarborgt, open wettelijke normen invult evenals rechtsregels toelicht. Dit deed het Hof aanvankelijk binnen de Belgische nationale rechtsorde en bovendien als enige hoogste rechter. Jaren na de oprichting van het Hof van Cassatie in 1832 vervoegden de Raad van State in 1946 en het Grondwettelijk Hof in 1980 het Hof van Cassatie als hoogste nationale rechtscolleges, wat ook impliceerde dat er striktere grenzen werden gesteld aan de werkingsruimte waarover het Hof van Cassatie beschikt.
Ingevolge de Europeanisering werd ook buiten de nationale grenzen de werkingsruimte van het Hof van Cassatie verder afgebakend. Zo dient het Hof van Cassatie, maar evengoed het Grondwettelijk Hof en de Raad van State, minstens rekening te houden met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Bovendien ‘deelt’ het Hof van Cassatie niet alleen zijn hoogste gezag met de Europese hoogste rechtscolleges, de Europese regelgeving en de rechtspraak van het Hof van Justitie EU en het EHRM hebben een steeds grotere invloed op het nationale recht. De rechtsvormende rol van het Belgische Hof van Cassatie heeft met andere woorden reeds lang een bijkomende dimensie gekregen: het komt toe aan dit Hof om de rechtseenheid, rechtszekerheid en rechtsontwikkeling te waarborgen in een gelaagde rechtsorde met (al dan niet conflicterende) rechtsnormen van diverse herkomst, een rol die ongetwijfeld verder gaat dan het louter toepassen of volgen van rechtsregels. De vraag rijst dus wat die rechtsvormende taak van het Hof van Cassatie vandaag nu precies (nog) inhoudt, of nog, over welke ‘autonomie’ de hoogste rechter vandaag nog beschikt en dit is nu juist de probleemstelling die de basis is geweest van het door dr. Aurélie Hendrickx uitgevoerde onderzoek, dat ook geresulteerd heeft in dit boek.

Larcier-Intersentia interviewde auteur dr. Aurélie Hendrickx.

Uw centrale onderzoeksvraag formuleert u zelf als volgt: ‘Benut het Belgische Hof van Cassatie op minimale dan wel maximale wijze de mogelijkheden waarover het beschikt om zijn rechtsvormende rol te vervullen binnen de grenzen en mogelijkheden in een Europese gelaagde rechtsorde in het domein van het procesrecht?’ Maar wat bedoelt u juist met ‘minimale’ en ‘maximale’ wijze?

Minimaal of minimalistisch rechtsvormend optreden betekent in mijn onderzoek en in zijn uiterste vorm dat de rechter op basis van een wettelijke of jurisprudentiële plicht genoodzaakt is rechtsvormend op te treden. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de rechter op basis van zijn verwijzingsplicht niet anders kan dan een prejudiciële vraag voor te leggen aan het Grondwettelijk Hof dan wel het Hof van Justitie, afhankelijk van het geval. Maximaal rechtsvormend optreden betekent in mijn onderzoek dan weer dat het Hof van Cassatie verder gaat in zijn rechtsvormend optreden dan strikt wettelijk noodzakelijk zou zijn. 

Mijn onderzoek vertrekt onder meer van de onderzoekshypothese dat het Hof van Cassatie vandaag reeds een rechtsvormende houding aanneemt, maar niettemin eerder minimalistisch in het licht van de rechtsvormende rol die het Hof als cassatierechter zou kunnen vervullen. Deze hypothese steunt onder meer op de vaststelling dat het Hof van Cassatie doorgaans slechts een prejudiciële vraag zal stellen indien het daartoe wettelijk verplicht is, maar bijvoorbeeld ook op de vaststelling dat het Hof slechts zelden verwijst naar specifieke arresten van het EHRM dan wel het Hof van Justitie EU, of nog, op de vaststelling dat het Hof zeer gering (transparant) gebruikmaakt van rechtsvergelijking bij het uitwerken van rechtsoplossingen in zijn arresten. Zoals blijkt uit mijn onderzoek, faciliteren dergelijke ‘instrumenten’ immers net een zogenaamd maximalistisch rechtsvormend optreden. 

Uit het thematische rechtsvergelijkende rechtspraakonderzoek kan onder meer afgeleid worden dat de rechtsvormende rol die het Hof van Cassatie vandaag vervult, getuigt van zowel een minimaal als maximaal rechtsvormend optreden. Op sommige punten is het Hof eerder terughoudend en lijkt de rechtsvorming door de cassatierechter (louter) gestuurd door de wettelijke en jurisprudentiële grenzen waarbinnen de rechter ageert; op andere punten kan het optreden van het Hof dan weer gecategoriseerd worden als maximalistisch rechtsvormend optreden. 

Volgens uw mening benut de cassatierechter nu reeds anticipatieve, constructieve en inhoudelijke of casusgebonden (grenzen en) mogelijkheden om zijn beoordelingsruimte te vergroten, maar laat hij toch diverse alternatieve (grenzen en) mogelijkheden onbenut?

Inderdaad, het Hof van Cassatie mag dan reeds op anticipatieve, constructieve en inhoudelijke of casusgebonden wijze invulling geven aan de rechtsvormende rol die het vandaag reeds vervult, uit mijn thematische rechtsvergelijkende rechtspraakanalyse blijkt niettemin dat het Hof ook diverse alternatieve grenzen en mogelijkheden onbenut laat. Door deze grenzen en mogelijkheden te benutten kan de cassatierechter, minstens binnen de onderzochte thematieken, maar ongetwijfeld ook daarbuiten, de eigen beoordelingsruimte en rechtsvormende rol mijns inziens nog vergroten.

Een anticipatieve en constructieve mogelijkheid die het Hof van Cassatie vandaag bijvoorbeeld nog onbenut laat, minstens in de onderzochte thematieken, bestaat erin explicieter te verwijzen naar de eigen rechtspraak, de rechtspraak van het EHRM en die van het Hof van Justitie EU. Met dergelijke verwijzingen maakt de nationale (hoogste) rechter immers niet alleen de eigen rechtsvormende rol transparant, maar vergroot hij bovendien zijn rechtsvormende ruimte ten aanzien van andere (Europese) hoogste rechtscolleges. Op diverse plaatsen in mijn onderzoek wordt immers aangetoond dat een expliciete verwijzing of integratie van (concrete) Europese rechtspraak in de nationale cassatierechtspraak de beoordelingsruimte en dus de rechtsvormende rol van het Hof van Cassatie kon en kan vergroten, precies omdat er daardoor een verhouding van wisselwerking ontstaat met de betrokken Europese rechter(s). Uit de rechtspraak van het EHRM kan namelijk afgeleid worden dat dit Hof zich terughoudender opstelt en zodoende meer beoordelingsruimte laat aan de nationale rechter wanneer deze laatste reeds een uitvoerige analyse heeft uitgevoerd gebaseerd op relevante rechtspraak van het EHRM. Het is bovendien niet ondenkbaar dat ook andere hoogste rechtscolleges in hun verhouding met het Hof van Cassatie eenzelfde visie zouden vooropstellen. Daarenboven blijkt uit bijvoorbeeld de rechtspraak van het EHRM ook hoe dit hof op expliciete wijze de nationale rechtspraak in zijn redenering betrekt. Een expliciete integratie van de Europese rechtspraak in de nationale (cassatie)rechtspraak zorgt ervoor dat de Europese hoogste rechtscolleges vanuit een juist begrip van de nationale eigenheden de relevante nationale rechtspraak in ogenschouw kunnen nemen en dus het risico op een veroordeling vanwege een onvoldoende begrip van het nationale recht wordt geminimaliseerd. Ook een verwijzing naar de eigen cassatierechtspraak of net het expliciteren van een ommekeer in de eigen rechtspraak is een constructieve mogelijkheid die niet alleen past binnen de rechtsvormende rol van het Hof van Cassatie, maar deze rol bovendien op maximale wijze zou kunnen vergroten.

Daarnaast toonde het rechtspraakonderzoek aan dat het Hof van Cassatie zijn rechtsvormende rol eveneens had kunnen vergroten door actiever gebruik te maken van de geformaliseerde instrumenten van wisselwerking, in het bijzonder de prejudiciële verwijzingsmogelijkheid aan het Grondwettelijk Hof. Het Hof had bijvoorbeeld naar aanleiding van de cassatierechtspraak inzake de informatie over de rechtsmiddelen (eerste onderzochte thema) een prejudiciële vraag kunnen stellen aan het Grondwettelijk Hof. Precies doordat het Hof zelf de vraag kon formuleren, omdat de vraag naar de verenigbaarheid met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel impliciet ter sprake kwam in het cassatiemiddel, had het Hof van Cassatie de ruimte om op maximale wijze in te werken op het antwoord van het Grondwettelijk Hof. Een dergelijk actief optreden binnen de verhouding van wisselwerking draagt ook omgekeerd weer bij aan een loyale samenwerkingsverhouding met het Grondwettelijk Hof.

Tot slot bleek uit het rechtspraakonderzoek hoe binnen elk thema inhoudelijke of casusgebonden grenzen en mogelijkheden op hun beurt de rechtsvormende rol van het Hof van Cassatie konden vergroten. Zo had het Hof van Cassatie in zijn rechtspraak inzake de informatie over de rechtsmiddelen (eerste onderzochte thema) een andere visie kunnen vooropstellen precies vanuit het gegeven dat er thans op Europees niveau geen algemene verplichting bestaat om rechtzoekenden te informeren over de rechtsmiddelen die openstaan. Maar ook omgekeerd had het Hof de rechtsvormende ruimte om in zijn cassatierechtspraak van 29 januari 2016 een meer uniforme visie voorop te stellen door onder meer zijn redenering te expliciteren vanuit de toen reeds zichtbare tendens waarbij het belang van informatie over de rechtsmiddelen in toenemende mate aandacht krijgt in Europese instrumenten en rechtspraak.


Niettemin getuigt het arrest van 29 januari 2016 vanuit een andere casusgebonden grens/mogelijkheid van een maximalistisch rechtsvormend optreden in de verhouding van wisselwerking met het EHRM: hoewel de wet inzake de informatie over de rechtsmiddelen in samenhang gelezen met de cassatierechtspraak voldoende duidelijk was in het licht van de rechtspraak van het EHRM, besloot het Hof dat de kennisgeving in casu niettemin informatie over de rechtsmiddelen diende te bevatten. Het Hof wendde aldus het minimumbeschermingsniveau van de ‘duidelijkheid van de wet’ aan om te voorzien in een grotere rechtsbescherming dan strikt genomen vereist in het licht van het recht op toegang tot de rechter.
Ook binnen de thematiek van ‘de fout van de gerechtsdeurwaarder als overmacht’ (tweede onderzochte thema) beschikte de cassatierechter over casusgebonden mogelijkheden om zijn rechtsvormende ruimte te vergroten. Het Hof had immers precies het ‘open’ én intradisciplinair karakter van het overmachtsbegrip, de diversiteit die daarmee gepaard gaat, evenals het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel en de groeiende bescherming van het recht op toegang tot de rechter kunnen aanwenden om zijn redenering op expliciete wijze in een bepaalde richting op te bouwen.
Ook de rechtspraak over het vereiste van de verplichte vermelding van de geschonden wetsbepaling(en) in het cassatiemiddel (derde onderzochte thema) was een mooie gelegenheid voor het Hof om op uitdrukkelijke wijze de Europese rechtspraak te integreren in de nationale cassatierechtspraak en zo zijn rechtsvormende ruimte te vergroten. Op die manier had het Hof immers niet alleen preventief kunnen anticiperen op een mogelijk onvoldoende begrip van de nationale eigenheden; een dergelijke expliciete motivering verschaft de nationale (hoogste) rechter bovendien de mogelijkheid om een echte verhouding van wisselwerking met de Europese hoogste rechtscolleges tot stand te brengen. Hoewel de nationale rechter een veroordeling door bijvoorbeeld het EHRM gebaseerd op een onvoldoende begrip van de nationale eigenheden niet zonder meer naast zich kan neerleggen, schuilt in een dergelijke veroordeling een gegronde reden voor een nationaal rechtscollege om deze rechtspraak niet zonder meer te volgen en dus een inhoudelijke mogelijkheid om op maximale wijze rechtsvormend op te treden. Niettemin zal de nationale rechter daarbij dus genoodzaakt zijn uitvoerig te expliciteren waarom hij of zij afwijkt van de betrokken Europese rechtspraak.

U heeft in uw boek ook een overzichtstabel gepubliceerd; wat leert ons dit overzicht?

In deze tabel worden de diverse anticipatieve, constructieve en casusgebonden grenzen en mogelijkheden die gedestilleerd konden worden uit het normatieve kader en het thematische rechtsvergelijkende rechtspraakonderzoek, schematisch weergegeven. Op die manier beoogt deze tabel zowel het normatieve kader als de resultaten uit het rechtspraakonderzoek op overzichtelijke wijze samen te brengen om zo een concreet antwoord te formuleren op mijn centrale onderzoeksvraag en de daarbij horende subonderzoeksvragen. 

Er moet wel opgemerkt worden dat die tabel geen exhaustief overzicht geeft van alle grenzen en mogelijkheden waarbinnen het Hof van Cassatie kan optreden. Een analyse van alle cassatierechtspraak zou ongetwijfeld aanleiding geven tot nog meer grenzen en mogelijkheden voor het Hof om zijn rechtsvormende rol te vervullen en te vergroten. Hoewel het normatieve luik de rechtsvormende rol en de beoordelingswijze van de diverse hoogste rechtscolleges toelicht, evenals de verhouding van samenwerking, doorwerking en wisselwerking tussen het Hof van Cassatie langs de ene kant en het Grondwettelijk Hof, de Raad van State, het Hof van Justitie EU en het EHRM langs de andere kant, is het rechtspraakonderzoek immers beperkt tot drie thema’s van burgerlijk procesrecht. Desalniettemin reikt mijn onderzoek handvaten aan die ongetwijfeld ook waardevol kunnen zijn binnen andere dan de onderzochte rechtsproblemen. 

U formuleert ook een aantal algemene aanbevelingen?

Vanuit het normatieve kader en het thematische rechtsvergelijkende rechtspraakonderzoek belicht mijn onderzoek inderdaad niet alleen de rechtsvormende rol en ruimte die het Hof van Cassatie vandaag vervult en in de toekomst zou kunnen vervullen, maar doet het precies vanuit de gedestilleerde grenzen en mogelijkheden ook meer algemene aanbevelingen die de rechtsvormende rol van het Hof in de toekomst nog zouden kunnen vergroten.

Een eerste aanbeveling luidt dat het Hof van Cassatie zijn rechtsvormende rol zou kunnen vergroten door de grenzen en mogelijkheden die te situeren zijn in de verhouding van wisselwerking met andere hoogste nationale en Europese rechtscolleges, maximaal te benutten. Deze verhouding van wisselwerking wordt in mijn boek omschreven als de verhouding waarbij de (cassatie)rechter en een andere hoogste nationale of Europese rechter actief met elkaar ‘communiceren’, waardoor ze naast samenwerken, bovendien op actieve wijze op elkaars rechtspraak invloed (zouden kunnen) uitoefenen. Vanuit de potentiële mogelijkheid om op elkaars rechtspraak invloed te kunnen uitoefenen verwondert het echter niet dat de grenzen en mogelijkheden die de beoordelingsruimte van het Hof van Cassatie zouden kunnen vergroten, binnen deze verhouding te situeren zijn. Wat wel verwondert, is dat vooral deze grenzen en mogelijkheden, hoewel gekend, vandaag binnen de besproken thematieken vaak nog onbenut zijn. Dit is te meer verwonderlijk omdat veel van deze grenzen en mogelijkheden ‘binnen handbereik’ van het Hof liggen. De aanbeveling om maximaal in te zetten op deze verhouding van wisselwerking betekent bijvoorbeeld dat het Hof van Cassatie zijn rechtsvormende rol transparant zou maken door, zoals reeds toegelicht, op expliciete wijze de Europese rechtspraak te integreren in de eigen rechtspraak en zo op anticipatieve, constructieve maar vaak ook casusgebonden wijze in te werken op de betrokken rechtspraak op Europees niveau. Maar ook door (frequenter) gebruik te maken van de geformaliseerde ‘instrumenten’ van wisselwerking zoals de prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof dan wel het Europees Hof van Justitie of de vraag om advies aan het EHRM zou het Hof van Cassatie zijn rechtsvormende ruimte kunnen vergroten. Dit doet het Hof precies door aldus op actieve wijze te ‘communiceren’ met het betrokken hoogste rechtscollege, waardoor potentieel op elkaars rechtspraak invloed uitgeoefend kan worden.

Een tweede aanbeveling luidt dat het Hof van Cassatie zijn rechtsvormende rol zou kunnen vergroten door het rechtsprobleem dat voorligt, te benaderen vanuit de rechtspraak van ‘alle’ hoogste rechtscolleges (en in die zin ‘intradisciplinair’), evenals vanuit een rechtsvergelijkende benadering. De wijze waarop mijn thematisch rechtsvergelijkend rechtspraakonderzoek werd vormgegeven is hiervoor illustratief. Een dergelijke intradisciplinaire en rechtsvergelijkende benadering legt immers niet alleen bloot hoe elk van de betrokken hoogste rechtscolleges volgens de eigen beoordelingswijze invulling geeft aan de verhouding van samenwerking, doorwerking en wisselwerking met andere hoogste rechtscolleges, maar kan precies om die reden ook inspirerend werken voor de wijze waarop het Hof van Cassatie invulling kan geven aan zijn rechtsvormende rol.

Over het boek

De rechtsvormende rol van het Belgische Hof van Cassatie in een Europese gelaagde rechtsorde
Een thematische rechtspraakanalyse in het domein van het procesrecht

Aurélie Hendrickx

September 2024
ISBN 9789400017887 


Onze klanten raadpleegden ook:

Gerechtelijk | April 2024

De gerechtsdeskundige: een grondige analyse | Tom Toremans

Larcier-Intersentia interviewde de auteur mr. Tom Toremans naar aanleiding van deze nieuwe publicatie. In dit interview schetst de auteur waarom er, ondertussen een tiental jaar geleden, werd geopteerd voor een nationaal register, wat een drastische vernieuwing was en nadien trouwens gevolgd werd door een hele resem regelgeving. Verder bestaat de publicatie uit drie grondig uitgewerkte delen: de praktijk van het nationaal register, de uitlegging van de deontologische code en de toepassing ervan in de tucht en daarbuiten. De auteur geeft kort een overzicht van wat allemaal aan bod komt. Lees meer.

Gerechtelijk | April 2024

‘De cassatieberoepen’. Een bijzonder boek over niet alleen een buitengewoon rechtsmiddel (in burgerlijke zaken althans), maar ook over een bijzonder rechtsmiddel | Bruno Maes, Fabrice Mourlon Beernaert en Stefaan Sonck

Eminente auteurs uit verschillende beroepsgroepen benaderen in dit boek het cassatieberoep in civiele zaken (met inbegrip van de sociale zaken), in strafzaken, in tuchtzaken en in administratieve zaken, zowel theoretisch als praktisch. Daardoor vormt dit boek een onmisbaar werkinstrument voor allen die interesse tonen voor dit buitengewoon – en in vele opzichten bijzonder – rechtsmiddel. Lees meer.

Volg ons:     

              

Ons gratis tijdschrift:

· Emile & Ferdinand

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrieven!