Artikel |
Arbitrage en consumentenbescherming
Bij Intersentia verschijnt in maart 2022 het ‘Handboek Arbitrage’ van mr. Kris Wagner, dat momenteel het enige Nederlandstalige omvattende handboek is. De auteur biedt hierin een grondige en praktijkgerichte bespreking van de materie. Deel I gaat in op de verdragsrechtelijke omkadering van arbitrage en op de verhouding tussen een aantal fundamentele rechten en arbitrage. Deel II van het handboek bevat een artikelsgewijze bespreking van de Belgische Arbitragewet. Deel III bespreekt een aantal bijzondere leerstukken van arbitrage. Soms gaat het om kwesties die wel aan bod komen in de Belgische Arbitragewet, zoals bijvoorbeeld alles wat te maken heeft met bewijs in arbitrage, maar waar het overzichtelijker is om die kwesties gegroepeerd te bespreken. Voor andere punten in Deel III gaat het om kwesties die weliswaar van groot belang zijn voor arbitrage, maar die niet of nauwelijks als zodanig in de Arbitragewet aan bod komen. In dit artikel staan we stil bij het onderwerp arbitrage en consumentenbescherming, dat een bijzondere plaats kreeg in het handboek.
Is arbitrage voor de consument een vloek of een zegen?
Volgens de auteur is dit een kwestie waarover men van mening kan verschillen, maar die eigenlijk slechts zinvol kan worden beantwoord rekening houdend met de omstandigheden van het geval (over welk type arbitrage gaat het precies, welke zijn de hieraan verbonden kosten, is de procedure voor de consument aanzienlijk moeilijker of zwaarder dan voor een gewone rechtbank, is er een risico dat de consument veroordeeld wordt tot betaling van de erelonen van de raadslieden van de wederpartij voor een bedrag dat aanzienlijk hoger kan zijn dan de gewone rechtsplegingsvergoeding volgens het regime van art. 1022 Ger.W., moet de consument zich verplaatsen naar een ander land of moet hij zich uitdrukken in een taal die niet de landstaal is van zijn woonplaats? enz.).
Een evidente basisvraag is ook: is de arbitrage derwijze georganiseerd dat de consument kan rekenen op een arbitrale procedure voor een onafhankelijke en onpartijdige arbiter?
De consument geldt traditioneel als de economisch zwakkere partij die over een minder grote kennis van het recht beschikt en in de Belgische rechtspraak bestaat er dus een tendens om de consument, als economisch zwakkere partij, (soms overdreven) bescherming te verlenen, met name wanneer arbitragebedingen aan de orde zijn. De rechtbanken zullen de geldigheid van een arbitragebeding ten aanzien van een consument vaak strenger beoordelen dan ten aanzien van een onderneming. De consument bevindt zich immers (meestal) in een zwakkere onderhandelingspositie tegenover de verkoper en beschikt doorgaans over minder informatie, hetgeen ertoe leidt dat de consument met de reeds door de verkoper opgestelde voorwaarden instemt zonder (in de meeste gevallen) op de inhoud van deze voorwaarden invloed te kunnen uitoefenen. Dit ligt in lijn met de tendens van verregaande consumentenbescherming in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. In de verhouding tussen een onderneming en een consument zal de geldigheid van een arbitragebeding – vervat in de algemene voorwaarden of in een toetredingscontract – aldus vaak toch nog wat moeilijker aanvaard worden.
Is het correct te stellen dat men ervan kan uitgaan dat een consument moeilijk zijn goedkeuring gegeven kan hebben aan een arbitragebeding als er sprake is van een toetredingscontract?
Geoordeeld werd dat de consument niet gebonden is door een arbitragebeding dat is opgenomen in een toetredingscontract, aangezien hij zich – als economisch zwakkere partij – noodgedwongen heeft aangesloten en er dus in hoofde van de consument geen sprake is van geldige toestemming. Als dit een algemene regel zou zijn, zou die alleszins veel te absoluut geformuleerd zijn en als die redenering correct zou zijn, waarom zou de consument dan wel gebonden zijn door enig ander beding in een toetredingscontract? Bovendien, zich ‘noodgedwongen aansluiten’ gaat uit van de veronderstelling dat de consument slechts een beroep kan doen op één enkele aanbieder van een bepaald product of een bepaalde dienst (wat in de jaren 2020 zeer uitzonderlijk geworden is). In rechtsleer van een tiental jaren geleden (in het licht van het tempo van de evolutie van de wetgeving is dat vaak al wat oudere rechtsleer) wordt dienaangaande opgemerkt dat, gelet op de strengere controle op de vrije wilsuiting vanwege de consument, de rechtspraak meestal oordeelt dat een arbitrageovereenkomst niet afdwingbaar is indien de consument daarmee instemde voor het ontstaan van het geschil. Dat is in essentie ook het uitgangspunt van onze actuele wetgeving. Destijds werd in consumentengeschillen nochtans ook meermaals geoordeeld dat een arbitragebeding vervat in algemene voorwaarden of in toetredingscontracten wel geldig is. Er dient evenwel benadrukt te worden dat het arbitragebeding voor de consument niet bezwarend mag zijn door substantieel hogere kosten van de arbitrageprocedure. Ondanks het feit dat de consument bij toetredingscontracten slechts een beperkte onderhandelingsmarge heeft, heeft hij wel de keuze om al dan niet te contracteren. In de jaren 2020 zijn er nog amper monopolisten (niet meer inzake telecom, ook niet meer inzake energie). Het aanbod van goederen en diensten is over het algemeen zeer groot. De consument heeft meestal een ruime keuze tussen verschillende ondernemingen waarmee hij kan contracteren. De consument wordt ook steeds mondiger en beter geïnformeerd. Een behoorlijke consumentenbescherming is uiteraard een wenselijk fenomeen, maar er bestaan geen redenen om de geldigheid van een arbitraal beding in een verhouding tussen onderneming en consument buitengewoon streng te beoordelen, met name nu arbitrage niet iets is waartegen de consument moet worden beschermd.
Als de arbitrale procedure gevoerd wordt voor een scheidsgerecht dat onafhankelijk en onpartijdig is, in een taal die de consument begrijpt, zonder dat de consument zich dient te verplaatsen naar het buitenland en volgens een procedure die voor de consument niet substantieel zwaarder of substantieel duurder is dan een gewone rechtbankprocedure, dan mag de opgang van arbitragebedingen ook in overeenkomsten met consumenten worden aangemoedigd. Immers, in een rechtbankprocedure zal de consument ook geconfronteerd worden met kosten (dagvaardingskost, de rechtsplegingsvergoeding en vaak nog de inspanning van een dubbele aanleg, wat in arbitrage in de meeste gevallen niet aan de orde is). Niet zelden zal het formalisme van de procedure voor de gewone hoven en rechtbanken strenger zijn dan in arbitrage. Voor de gewone hoven en rechtbanken is er tevens een aanzienlijke kans dat de consument op de weg naar rechtsherstel zal worden geconfronteerd met de gerechtelijke achterstand. Zolang er over de aangehaalde aspecten gewaakt wordt, is een arbitrageprocedure voor de consument niet nadeliger dan een gewone rechtbankprocedure, zodat er in die omstandigheden geen reden bestaat om de geldigheid van arbitragebedingen in algemene voorwaarden of toetredingscontracten met consumenten met overdreven gestrengheid te beoordelen.
Over het boek
Handboek arbitrage
Kris Wagner
Maart 2022
ISBN 9789400014367