Interview |
Grensoverschrijdende zetelverplaatsingen: een kritische en praktijkgerichte analyse
Bij Larcier-Intersentia verscheen in maart 2024 het boek Grensoverschrijdende zetelverplaatsingen van Pieter-Jan Wouters en Bart Desmet.
Larcier-Intersentia interviewde auteur Pieter-Jan Wouters naar aanleiding van deze publicatie.
Kunt u eerst even toelichten wat de voornaamste redenen kunnen zijn voor een zetelverplaatsing?
Competitiviteitsredenen, een heroriëntatie van de belangrijkste afzetmarkten en wijzigende wetgeving zijn slechts een greep uit de motieven die vennootschappen ertoe kunnen bewegen om naar een ander land te migreren. De globalisering van economische activiteiten en managementfuncties (die sterk worden gedreven door een steeds verder gaande digitalisering) faciliteren zonder twijfel het mobiele karakter van vennootschappen.
Maar ook Europese initiatieven ter bestrijding van doorstroomvennootschappen (zoals bv. de aangekondigde Europese richtlijn “UNSHELL”) zullen naar verwachting heel wat holdingstructuren zonder lokale substantie ertoe aanzetten om zich te verplaatsen naar een land waar de groep wel een operationele aanwezigheid heeft.
Is een zetelverplaatsing niet een logisch gevolg van de Europese vrijheid van vestiging en staan eventuele belemmeringen niet haaks op dat principe?
De realiteit is dat, niettegenstaande men ervan zou kunnen uitgaan dat er geen problemen mogen zijn, er bijzonder complexe conflictsituaties kunnen ontstaan en dat tevens dat de bewegingsvrijheid van de vennootschap (en de voorwaarden ervan) onderworpen is aan de willekeur van de nationale wetgeving.
Wanneer zal een vennootschap met andere woorden haar werkelijke en/of haar statutaire zetel kunnen verplaatsen zonder de ontbinding of de onderbreking van haar rechtspersoonlijkheid? In principe kan een vennootschap zich steeds onttrekken aan de nationale staat middels een ontbinding, gevolgd door een wederoprichting in een ander land, maar dat stelt binnen ons boek geen zetelverplaatsing voor.
Vaak werden er in de nationale wetgeving (on)bewust barrières opgeworpen die de verplaatsing van een vennootschap naar het buitenland moeilijk of zelfs onmogelijk maakten. Binnen een Europese context staan dergelijke barrières evenwel op zeer gespannen voet met de creatie van een interne markt, waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal gewaarborgd wordt. Maar via de toepassing en de toetsing van de vrijheid van vestiging heeft het Europese Hof van Justitie deze belemmeringen weggewerkt en aldus de zetelverplaatsing langzaam vormgegeven. Wat België betreft: met de invoering van het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) in 2019 opteerde de Belgische wetgever voor een aantrekkelijker en flexibeler vestigingsregime.
Enerzijds door de werkelijke zetelleer in te ruilen voor de statutaire zetelleer in navolging van de rechtspraak van het Hof van Justitie. En anderzijds door een procedureel kader in te voeren voor grensoverschrijdende omzettingen, ten voordele van de rechtszekerheid met betrekking tot dergelijke transacties. Dat procedurele kader werd recent nog verder aangevuld door de omzetting van de Europese Mobiliteitsrichtlijn in het Belgische vennootschapsrecht.
Maar op fiscaal vlak lijkt het toch niet meer dan logisch dat er bij een zetelverplaatsing, ook als is er vrijheid van vestiging, toch nog steeds ook een nationale fiscale rekening wordt vereffend?
Inderdaad, tijdens haar verblijf op het grondgebied van de vertrekstaat is er mogelijk een latente meerwaarde binnen de vennootschap opgebouwd. En afhankelijk van de aard van de zetelverplaatsing kan de vertrekstaat zijn bevoegdheid tot het belasten van deze meerwaarde verliezen en zal hij dus de rekening willen vereffenen. Ook hier kan men zich de vraag stellen of exitheffingen (binnen de interne markt) verenigbaar zijn met de Europese vrijheid van vestiging. En ook hier heeft het Hof van Justitie, via een aantal mijlpaalarresten, een belangrijke harmoniserende rol gespeeld. In principe erkent het Hof dat exitheffingen een beperking kunnen vormen op de vrijheid van vestiging, maar sinds het arrest National Grid Indus lijkt het duidelijk dat een dergelijke beperking kan worden gerechtvaardigd. Een technische verfijning van deze discussie is gevolgd in latere arresten van het Hof (DMC en Verder LabTec). In 2016 werd de exitheffing zelfs als een maatregel tegen belastingontwijking opgenomen in de Europese Anti-Tax Avoidance Directive (ATAD), zij het binnen het nauwe keurslijf waarin het Hof van Justitie de exitheffingen in eerste instantie had gedwongen.
Daarnaast spreekt het voor zich dat de recente vennootschapsrechtelijke wetswijzigingen hebben geresulteerd in bijkomende mogelijkheden op het vlak van grensoverschrijdende migraties, maar evenzeer in bijkomende moeilijkheden. Dit is onder meer het gevolg van de nieuwe “spreidstand” tussen het vennootschapsrecht en het boekhoudrecht (waar de statutaire zetel het relevante aanknopingspunt is) enerzijds en het fiscaal recht (dat de werkelijke zetel als criterium hanteert) anderzijds. Zo worden vennootschappen met een werkelijke zetel in België belast overeenkomstig de boekhoudkundige regels, ook indien de vennootschap haar statutaire zetel buiten België heeft en dus onderworpen is aan het buitenlandse boekhoudrecht. Hiervoor heeft de wetgever bepaalde oplossingen aangereikt, waarvan men zich kan afvragen of ze in verhouding staan tot de eigenlijke doelstelling (nl. de accurate vaststelling van de belastbare inkomsten garanderen).
Wat was de reden om juist nu aan grensoverschrijdende zetelverplaatsingen een uitgebreide publicatie te besteden?
Nu de Belgische wetgeving inzake grensoverschrijdende zetelverplaatsingen haar eindbestemming lijkt te hebben bereikt, leek het ons het gepaste moment voor een kritische en praktijkgerichte analyse.
Naast een update en een verdere verfijning van het juridische, boekhoudkundige en fiscale kader inzake zetelverplaatsingen, trachten we met dit boek het thema praktisch te benaderen en te evalueren aan de hand van een aantal casussen en cijfervoorbeelden – telkens met bijzondere aandacht voor onduidelijkheden, moeilijkheden en optimalisaties.
Kunt u kort toelichten wat er in jullie publicatie in extenso wordt behandeld?
Vooreerst behandelen we in Deel 1 van ons boek de vennootschapsrechtelijke aspecten van zetelverplaatsingen en staan we stil bij de uiteenlopende aanknopingspunten die wereldwijd gehanteerd worden om het toepasselijke vennootschapsrecht (lex societatis) te bepalen, want deze aanknopingspunten worden unilateraal bepaald door de nationale regelgeving van de betrokken staten, met als gevolg dat ze dus vaak fundamentele verschillen vertonen.
In Deel 2 analyseren we de mogelijke spreidstand tussen vennootschapsrechtelijke nationaliteit en fiscaal inwonerschap. Immers, vóór de invoering van het WVV gebruikten zowel het vennootschapsrecht als het fiscaal recht de werkelijke zetel van de vennootschap als aanknopingspunt. Veelal beschikte het fiscaal recht niet over autonome definities en verwees het WIB92 louter naar de invulling van bepaalde concepten in het (voormalige) Wetboek van Vennootschappen. Als gevolg van de overschakeling van de werkelijke zetelleer naar de statutaire zetelleer in het vennootschapsrecht zijn deze doorverwijzingen evenwel niet langer werkbaar vanuit een praktisch oogpunt. Om die reden werden er autonome fiscale definities ingevoerd van onder meer (gestort) kapitaal en van bepaalde reorganisatieverrichtingen.
In Deel 3 wordt de focus gelegd op de boekhoudkundige en fiscale aspecten van emigraties, terwijl Deel 4 de boekhoudkundige en fiscale aspecten van immigraties analyseert.
In Deel 5 wordt gefocust op een aantal casussen met een bijzonder belang voor de fiscale praktijk. Allereerst wordt de mogelijkheid besproken om een zetelverplaatsing vanuit een derde land naar een EU-lidstaat te faciliteren via een tussenstop (van de statutaire zetel) in België. Vervolgens wordt de praktische impact besproken van een zetelverplaatsing op de toepassing van het fiscale consolidatiestelsel, de aftrek voor innovatie-inkomsten en de Kaaimantaks. Ook wordt de eventuele rapporteringsverplichting met betrekking tot grensoverschrijdende constructies (DAC-6) onder de loep genomen. En ten slotte belichten we de praktische complexiteiten bij de vertaalslag van buitenlandse eigenvermogenscomponenten naar het gestorte kapitaal of de belaste reserves voor Belgische belastingdoeleinden.
In Deel 6 geven we ten slotte heel wat cijfervoorbeelden, want dit is uiteraard ook een boek voor de practicus.
Over het boek
Grensoverschrijdende zetelverplaatsingen
Herziene editie
Pieter-Jan Wouters en Bart Desmet
Maart 2024
ISBN 9789400014510